Consumptie dierlijk en plantaardig voedsel ongeveer gelijk
Van de vaste voedingsmiddelen is de consumptie in kg/dag van plantaardige productgroepen (18%) ongeveer gelijk aan dierlijke productgroepen (15%) en een klein aandeel bestaat uit gemengde producten (6%).
De consumptie van vlees- en zuivelvervangers was in alle bevolkingsgroepen laag, gemiddeld slechts 10 gram per persoon per dag. Hier was wel variatie in: vrouwen, hoogopgeleide volwassenen, en volwassenen met ondergewicht of een normaal gewicht consumeerden respectievelijk meer vlees- en zuivelvervangers dan mannen, laagopgeleide volwassenen, en volwassenen met overgewicht of obesitas.
Verhouding dierlijke en plantaardige eiwitten suboptimaal
De dagelijkse gemiddelde eiwitinname van 77,8 g per persoon zit over het algemeen ruim boven de gemiddelde dagelijkse aanbevolen hoeveelheid van 62 gram voor mannen en 54 gram voor vrouwen. De belangrijkste bronnen van eiwit waren vlees, brood, granen, pasta en rijst, en zuivel. Alhoewel de consumptie van plantaardige en dierlijke productgroepen ongeveer gelijk is, komt 61% van de gemiddelde eiwitinname van dierlijk eiwit en 39% van plantaardig eiwit. Deze verhouding is nog ver van het door het ministerie van LNV gestelde doel van een eiwitratio van 50/50 in 2030.
Brood, granen, pasta en rijst leveren meer dan de helft van de plantaardige eiwitten. Minder dan 6% van de eiwitinname kwam van eiwitrijke plantaardige producten zoals noten en zaden, peulvruchten, en vlees- en zuivelvervangers.
Hoogopgeleide volwassenen en kinderen met hoogopgeleide ouders/verzorgers, en volwassenen en kinderen met een normaal gewicht of ondergewicht hadden een relatief hogere inname van plantaardig eiwit in verhouding tot dierlijk eiwit, en daarmee een gunstigere eiwitinname ratio.
Milieubelasting hoogst voor dierlijke producten
De milieubelasting van voedingsmiddelen is door het RIVM bepaald middels de levenscyclusanalyse (LCA) methode. De milieubelasting voor productie en consumptie van voedingsmiddelen wordt uitgedrukt met zes verschillende indicatoren: klimaatverandering (broeikasgasuitstoot), blauw waterverbruik (irrigatiewater gebruikt bij teelt van gewassen), landgebruik, verzuring van de bodem, vermesting van zoetwater, en vermesting van zee/zout/marien water.
De milieubelasting van plantaardige producten was over het algemeen laag voor alle indicatoren (8-22%) in vergelijking met dierlijke producten (42-78%), behalve voor waterverbruik (34% en 19% respectievelijk). Vlees, zuivel, en kaas zijn de meest belastende voedingsmiddelen voor alle indicatoren behalve waterverbruik. De consumptie van fruit en olijven, vruchten- en groentesappen, koffie en thee, en vlees waren leverde de grootste bijdrage aan waterverbruik.
De verschillen in consumptiehoeveelheden en samenstelling van het voedingspatroon tussen subgroepen van de bevolking vertalen zich ook door naar verschillen in milieubelasting. Zo liep het verschil in milieubelasting tussen groepen op tot ongeveer een derde, waarbij onder andere verschil in vleesconsumptie een rol speelt.
Conclusie: eiwittransitie heeft aandacht nodig
Het RIVM rapport concludeert dat in de periode 2012-2016 de gemiddelde eiwitratio tussen dierlijk en plantaardig van 61/39 nog ver van het doel van het ministerie van LNV van 50/50 in 2030 ligt, en dat er nog veel aandacht nodig is voor een transitie naar een duurzamer voedselpatroon met meer plantaardige eiwitten.
In 2023 krijgt dit rapport een update met de gegevens van de meest recente Voedselconsumptiepeiling van de periode 2019-2021. Het is al bekend dat de consumptie van plantaardig eiwit is gestegen van 39% van de totale eiwitinname in de periode 2012-2016 naar 43% in de periode 2019-2021.
Bronnen
- Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu – Wat eten we in Nederland (2012-2016): De verhouding dierlijk en plantaardig voedsel, eiwitten en milieubelasting (2023)
- Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu – Wat eet en drinkt Nederland? (2023)