Eiwitgewassen

Vanwege de positieve effecten van een meer plantaardig en minder dierlijk voedingspatroon op de gezondheid en het milieu, is er is steeds meer aandacht voor plantaardige eiwitten.

De transitie naar de productie en consumptie van minder dierlijke en meer plantaardige eiwitten wordt ook wel eiwittransitie genoemd. Om in de behoefte aan plantaardig eiwit te voorzien, wil de Europese Unie daarnaast minder afhankelijk worden van de import van eiwitrijke gewassen als soja uit bijvoorbeeld Zuid-Amerika, en meer zelfvoorzienend worden. Lokaal geteelde eiwitgewassen en eiwitwinning uit co-producten dragen hieraan bij.

In het kort

In het kort

  • Gemiddeld eten Nederlanders (1-79 jaar) 78 gram eiwit per dag, waarvan 30 gram plantaardig.
  • Ongeveer 60% van de eiwitinname in Nederland komt uit dierlijke bronnen en zo’n 40% uit plantaardige bronnen. Een verschuiving in de richting naar een meer plantaardig en minder dierlijk voedingspatroon, conform de Richtlijnen goede voeding van de Gezondheidsraad, is bevorderlijk voor de gezondheid en duurzamer. Om die reden sturen diverse organisaties aan op een transitie van de eiwitinname van 60% dierlijk, 40% plantaardig naar 40% dierlijk en 60% plantaardig. De zogenaamde eiwittransitie.
  • Belangrijke bronnen voor plantaardig eiwit zijn onder andere granen, noten, peulvruchten, tofu en tempé.
  • Doorgaans is de eiwitkwaliteit van plantaardige producten lager dan die van dierlijke producten. Om voldoende van alle (semi-)essentiële aminozuren binnen te krijgen is het bij een plantaardig voedingspatroon belangrijk om meer en gevarieerder plantaardige eiwitproducten te eten.
  • Bij een vegetarisch voedingspatroon ligt de aanbevolen hoeveelheid eiwit 1,2 keer hoger en bij een veganistisch voedingspatroon 1,3 keer hoger dan bij een niet-vegetarisch of veganistisch voedingspatroon.
  • Voor de productie van 1 gram dierlijk eiwit is gemiddeld 6 gram plantaardig eiwit nodig.